Muizenissen

Nu er in politiek Den Haag flink gepuzzeld wordt aan een rechts kabinet kunnen wij, gepeupel, onze borsten voorzichtig aan nat gaan maken. Er zal nog meer haat en nijd ontstaan tussen oude- en nieuwe Nederlanders en financieel zullen velen flinke verliezen lijden. Het CDA, uiteraard voorstander van vrijheid van Godsdienst, weet donders goed dat ze zich op glad ijs begeeft en de PVV lacht zich kapot want die staan op het droge toe te kijken. Zonder verantwoording te nemen.

Volgens peiler De Hond wil een meerderheid van onze bevolking een kabinet met het CDA, VVD en gedoogsteun van de PVV. Zover zijn we al in dit land en het schaamrood stijgt mij naar de kaken als ik zulk nieuws lees. Of moet ik die peilingen niet geloven? (Hebben ze mij al eens gepeild? Nog nooit.) Nee, het wordt er in ieder geval niet vrolijker op het komende jaar. Jaar? Ja, een jaar, want langer geef ik ze niet en dan kunnen we opnieuw naar de stembus. En daarna weer beginnen met het opruimen van de scherven tot er weer een nieuwe schreeuwer opstaat.

Als je voorgaande leest, komt de gedachte al snel op dat ondergetekende behoorlijk depressief is. Niets is minder waar. Ik laat mij niet beïnvloeden door een peiling, dat een meerderheid in ons land gelooft in de hersenspinsels van de PVV. Ik geniet gewoon van het leven omdat wij het zo goed hebben in dit land. Kan dat niet vaak genoeg zeggen. Zo heb ik mij, enkele dagen voor mijn vakantie, zo goed als kaal laten knippen door mijn kapster. Toen ik in de spiegel keek, wist ik weer dat ik een behoorlijk groot hoofd heb. Maar ook dat ik het niet warm zou krijgen tijdens mijn vakantie en dat klopte als een bus. Toen ik thuis kwam van deze snoeipartij hield ik mijn helm op voor het schokeffect. Pas na een minuut of vijf merkten mijn gezinsleden op dat ik mijn helm nog op had. Ik kwam nog met een zwak excuus dat ik het lekker warm vond, de mussen vielen op dat moment van het dak, maar de helm moest toch af. Hierna kreeg ik flink wat over mij heen, moest mij later nog opnieuw voorstellen aan zoon Sven, maar het deerde mij niet: ik hoefde niet bang te zijn voor warmteaanvallen. Toch moest ik na twee dagen een pet opzetten want de witte vlakte tussen mijn haren veranderde drastisch van kleur..felrood!

Ondertussen zijn we drie weken en een komma vijf centimeter verder en is iedereen er wel aan gewend. Krijg alweer last van opvliegers dus het verlangen naar mijn kapster groeit met de dag. Naast zo’n fris koppie heeft mijn grijze massa in de afgelopen periode ook meer zuurstof gekregen waardoor het denken mij bijzonder goed af gaat. Al zeg ik het zelf. Zo stond er al een maand of twee een fiets in de tuin waar nieuwe tandwielen op moesten. Dat ging niet vanzelf. Op een mooie vrijdagmiddag begon ik eraan en op een nog mooiere zaterdagmiddag was het klaar. En goed! Tuurlijk, er zijn nu mensen die het veel sneller kunnen maar het was voor mij de eerste keer. Maar ik werkte met behulp van het internet en dat nam ook tijd in beslag. Geliant hoor, dat internet. Voorgangers in de tandwielenbranche hebben stap voor stap, inclusief ‘plaatjes’, hun handelingen op het internet gezet waardoor het voor mij, leek in hart en nieren, een appeltje-eitje klus werd.

Mijn vader heeft daar inmiddels andere gedachten over. Onlangs vierden wij bij mijn ouders vakantie en handig als ik ben, bood ik mijn hulp aan waar nodig. Mijn moeder vroeg of ik een struik weg wilde halen uit de tuin en braaf voerde ik dat uit. Met behulp van een schep begon ik te graven en te graven en uiteindelijk was de struik eruit…en de schep stond krom! Eerlijk als ik ben gaf ik die informatie door aan Pa: “Waar gehakt wordt, vallen spaanders.” voegde ik er nog aan toe. Oei, daar had ik mij even lelijk vergist. Hij was namelijk behoorlijk teleurgesteld in mij. “Je weet toch wel hoe je met een schep moet werken?!” Wist ik dat? Met een schep schep je, meer is het toch niet? Vervolgens kreeg ik te horen dat dit de tweede schep al was die ik van hem gemold had! Nu kwam ik in het verweer. Daar wist ik niets van. “Toen moest je een sleuf graven op het sportveld voor de voetbalclub!” riep mijn ouweheer mij toe. Ha, nu had ik hem. Want dat was ik niet, dat was mijn broer. “Ik heb nooit op een sportveld gegraven! Ik heb daar alleen maar gevoetbald…” Mopperende draaide mijn verwekker zich om en ik mopperde nog zoiets in de trant van dat hij het mij nooit geleerd had als opvoeder, in mezelf, zodat hij het niet kon horen. Deze keer besloot ik maar om er niet nog een schepje bovenop te doen en ziehier weer het bewijs dat mijn hersens meer lucht hebben!