B&W hebben de provincie gevraagd om bij de vergunningverlening voor de aanleg van een warmteleiding tussen Rijswijk en Leiden, aan de oostzijde van de A4 door Leidschendam-Voorburg, extra aandacht te geven aan weidevogels en ecologische zone’s. Dat blijkt uit een zogenoemde zienswijze die wethouder Marcel Belt aan de provincie heeft gezonden. Aanleiding vormt het ontwerp-inpassingsplan voor de leiding en een milieueffectrapportage (MER).
Belt stelt dat het voorkeurstracé van de warmtetransportleiding door een belangrijk weidevogelgebied in het buitengebied loopt. ‘Zeker tijdens de aanlegfase is het van groot belang dat u hier zorgvuldig mee omgaat. Niet alleen vanuit de gemeente, maar ook door andere partijen wordt nadrukkelijk verzocht de warmtetransportleiding zo aan te leggen dat verstorende werking op dit weidevogelgebied wordt voorkomen. Wij vinden het positief dat u in uw proces veel aandacht schenkt aan dit onderwerp en met betrokken partijen hierover intensief in gesprek bent. Wij verzoeken u deze extra aandacht en de benodigde zorgvuldigheid voor dit onderwerp voor te zetten’.
In dit kader verwijst de wethouder ook naar de ambtelijke projectgroep die eind 2023 meldde dat qua aanlegmethode en planning optimaal rekening gehouden wordt met de weidevogelgebieden en samen met uitvoerende partijen wordt ingezet op uitvoeren van werkzaamheden buiten het broedseizoen. ‘Het college verzoekt dat optimaal ingezet wordt op deze oplossing en te borgen dat er buiten het broedseizoen wordt gewerkt, tenzij zeer zwaarwegende redenen dit onmogelijk maken. Gezien de belangen, verzoeken wij u de gemeente daarbij nauw te blijven betrekken’.
De wethouder gaat verder in op de regionale ecologische verbinding tussen de kust (Nationaal Park Hollandse Duinen) en het Groene Hart. ‘Omdat de A4 een belangrijke barrièrewerking vormt in deze regionale ecologische verbinding, zijn er meerdere ecologische passages onder de A4 door’, schrijft Belt. In de stukken wordt echter alleen
het toekomstig geplande ecoduct/recroduct bij de Kniplaan genoemd. ‘Mede in dat licht verzoeken wij u te onderzoeken of de aanleg van de warmtetransportleiding negatieve gevolgen kan hebben op bovengenoemde ecologische passages onder de A4 nabij het voorkeurstracé. Het spreekt voor zich dat het college verzoekt om negatieve effecten te voorkomen door hier qua aanlegmethode en aanlegplanning rekening mee te houden en/of aanvullende maatregelen voor te treffen’.
Belt wijst er verder op dat in de stukken staat dat op het gebied van soortenbescherming ontheffingen op grond van de Wet natuurbescherming nodig zijn, omdat negatieve effecten op een aantal soorten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. ‘Er is nog geen inzicht in de vraag of deze ontheffingen ook kunnen worden verkregen. Dat betekent dat de conclusie in de stukken dat het plan voor wat betreft de soortbescherming uitvoerbaar is, mogelijk voorbarig is’.
Een ander onderwerp dat de wethouder aansnijdt is het dempen van watergangen (sloten). ‘In de bijlagen staat dat nog niet duidelijk is welke watergangen er tijdelijk en permanent gedempt worden. De uitwerking van eventuele permanente dempingen in ons buitengebied vinden wij ook belangrijk voor de overkoepelende landschapsstructuur. De waardevolle slootstructuren dienen
zoveel mogelijk te worden gehandhaafd. Voor de watergangen waar permanente demping overwogen wordt, vinden wij het daarom belangrijk dat ook de impact daarvan op de landschapsstructuur en het landschappelijke beeld wordt meegewogen. Daarbij moet verkend worden hoe de landschappelijke kwaliteit behouden kan blijven’.