Op 5 mei 1945 werd Nederland bevrijd van het juk van de Duitsers en dit was het mooiste verjaardagscadeau dat Jan Boogmans ooit heeft gekregen. Jan werd deze dag 12 en deze week wordt hij 90 jaar.
Deze terloops uitgesproken zin is de aanleiding om eens met Jan aan de tafel te gaan zitten, met Jan op zijn praatstoel. Jan is omringd met fotoboeken en hij heeft zijn ervaringen uit de oorlogstijd opgeschreven, foto’s, brieven, rekeningen dergelijke zijn met zorg bewaard gebleven. Het is een heel archief geworden.
Jan werd als eerste zoon geboren in het gezin van hoofdmeester Boogmans en woonde in het ‘huis van de schoolmeester’ aan de Dr. van Noortstraat 66. De woning lag op de dijk en met een trap kon je naar beneden naar het schoolplein en de jongensschool. De meisjesschool was achter het klooster tegenover de kerk.
Huis en tuin
Jan kan het zich allemaal nog goed herinneren. Het huis was groot, er waren inmiddels 4 kinderen en oma (mijn vaders moeder) woonde in en tante Marie (zus van mijn vader en haar zoon Bert) en in het weekend was ook ome Frans aanwezig om mee te eten. Ome Frans werkte bij de PTT en fietste met zijn PTT pet over de oren rond met ausweisen. Op de dagen dat ome Frans er was, mocht alleen ome Frans de pannen uitlikken. Hij schraapte ze helemaal leeg.
Het huis was voor driekwart gevorderd door de Duitsers. Het exacte aantal Duitsers is niet bekend, Jan denkt een stuk of 6, ze liepen de hele dag in en uit, want het huis was het hoofdkwartier. Er was slechts één w.c. en geen douche. Dus als je nodig moest en Heinrich zat te poepen, moest je wachten. In het vuur van zijn verhaal noemt Jan ze nog steeds moffen.
Zelf woonden ze in de keuken (rechtsachter) en in het kantoor (rechtsvoor) waren alle bedden tegen elkaar aan geschoven, dan sliepen ze met zijn negenen in één kamer met allemaal aan elkaar geschoven bedden. Alleen oma had een piepklein kamertje boven (de voordeur).
Ze maakten hun eigen eten met keukenwagens. Dat zijn wagens met ijzeren wielen en stalen velgen met een schoorsteen er op. Er waren er twee, een kleine en een grote. Er is een foto van, door een Duitser gemaakt, met zijn vader’s Kodak.
’s Avonds werden de beide wagens met de hand de trappen opgeduwd. De wagens gingen mee op oefening. Dat trap op en af vergde de nodige samenwerking dat gepaard ging onder luid geschreeuw en soms raakte er een hand bekneld en dan werd er nog harder geschreeuwd.
Lief en leed
Naast die Duitsers was er ook nog een meid uit Den Haag, clandestien. Ze was verliefd op de ‘Spiess’, (leidinggevende) en bij controles werd zij snel bij de familie Boogmans, als nichtje, in de keuken gezet, waar ze volledig genegeerd werd. Zijn moeder kon haar wel schieten.
Op 5 mei is zij samen met 2 gestolen fietsen en nog 2 reserve fietsen met de brik van Jan Ton (bijnaam van Van Santen) en een Duitser met een geweer naar Zoetermeer vertrokken. Ze zou mee gaan naar Duitsland. Hij werd natuurlijk gevangen gezet, dus tja hoe het met deze liefde afgelopen is, blijft de vraag.
Er waren ook broodliefdes in de oorlog, dat je ‘verliefd’ wordt op iemand die te eten heeft. Door in te wonen had je in ieder geval te eten! Ook brood NSB-ers, zij die vanuit armoe, de werkloosheid was immers hoog, NSB-er werden want dan kregen ze toch bonnen om te kunnen overleven. Je kan dat veroordelen, maar als er geen brood op de plank is, dan piep je wel anders. Dat gaat gewoon zo.
De school achter hun huis was gesloten en de Bles was hiervoor opengesteld. De ene week gingen de jongens ’s morgens en de meisjes ’s middags en de week erna wisselden ze.
Achter het huis was het schoolplein en een grote tuin. Daar hadden de Duitsers een schuilkelder in gemaakt, waardoor de tuin geheel waardeloos was geworden. Alles was vernield. De schuilkelder was gebouwd uit angst voor de Tommies (Engelsen), die overvlogen. En natuurlijk voor de partizanen, de binnenlandse strijdkrachten, ondergronds verzet. Aan het eind van de oorlog werden er trekmijnen geplaatst er is toen zelfs nog een Duitser gewond geraakt, hij moest hierdoor een arm missen.
Een andere keer gingen de Duitsers bij de Noord Aa vissen, met een fles schnaps, want schnaps was alles. Er werd gevist met handgranaten! Eentje liet een granaat onder zijn eigen rubberboot vallen en werd ie half verzopen en zwaar gewond bij ons thuis gebracht. Toen stond er ineens een schildwacht voor de deur en mochten we de keuken niet uit. Dan moest er gepoept worden op een emmer.
Jan en zijn broer Joep gluurden vaak onder de heg door. Joep gaf ze allerlei bijnamen zoals pukkel-kin of pleinveger. Er waren soms strafexercities op het schoolplein als een Duitser niet goed geoefend had, of zich had misdragen.
Nieuwsgaring
De Duitsers waren er zo van overtuigd van hun gelijk dat er bijvoorbeeld al in 1943 bij de aankoop van een radio een Duitse kwitantie zat. Dat was toen al verplicht voor bedrijven. Later na de grote stakingen was er toch enige twijfel gezaaid en was de zaak toch niet zo definitief als zij dachten. Die ‘Spiess” zei tegen mijn vader, we geven ons alleen over aan de Tommies, als we de partizanen tegenkomen dan vechten we tot de laatste man. Ik hoor het hem nog zeggen. De vernedering zou te groot zijn.
Jan ging vaak de polder in op zoek naar “Vliegende Hollanders”, dat waren blaadjes die uit de vliegtuigen gegooid werden, zo werd men op de hoogte gehouden van het nieuws. Het was de enige vorm van nieuwsgaring. Dat noemden ze ‘vieze blaadjes’. Als je gearresteerd werd met zo’n blaadje, dan kleden ze je uit en sopten je in met groene zeep en werd je met straatbezems geschrobd. Jan heeft dat op het schoolplein gezien, en dan kwam de gevangene er nog goed van af.
De radio was natuurlijk in beslag genomen en door een man met een geweer en een vent van de gemeente. Ze pakten de radio en gooiden hem hup in de vuilnisauto. Als Jan zo’n blaadje vond, werd deze in zijn kous gestopt en liep hij door de wacht heen naar de keuken. Zijn vader ging dit bij de kachel lezen. Jan stond dan met zijn hiel tegen de deur. Ze klopten altijd wel, maar wachten niet op antwoord. De hiel gaf net genoeg vertraging om het blaadje in de kachel te gooien. Naast de kachel stond een teil met rotzooi klaar om erover heen te gooien.
Het einde nadert
Er kwam nog eens een nieuwe van amper 17 jaar, zijn pak stonk nog naar de nieuwigheid. En stel je voor, hij kwam zichzelf voorstellen! Hij zei dat hij student was en dat hij hoopte dat die Krieg gauw afgelopen was. Hij moest de schoenen en het koper poetsen van de koppels en bedden opmaken en water halen in lampetkannen. Hoe het met al dat wasgoed is gegaan, dat weet Jan niet. Bij elke herinnering, springt de volgende al in beeld en buitelen over elkaar heen. Fragmenten die te mooi zijn en tot de verbeelding spreken.
Zoals: Laarzen met paardenstront liepen in en uit, er werd gezopen, het tapijt was kapot, de bank had extra slijtage plekken daar waar de revolvers gedragen werden. De kachel veel te hard gestookt, ruitjes kapot. Soms werd er voor de schoonmaak hulp geboden door tante Cor Zonderop. Alie van Eik, de buurvrouw van het postkantoor, kwam nog eens theedrinken. Niet lang daarna werd er op de deur gebonkt en stonden er twee moffen voor de deur.
Snel ging het kleed via het kleine zijraampje de deur uit om op de meelzolder van bakker Stijnman in veiligheid gebracht te worden.
Bevrijding
Toen 5 mei naderden werden ze toch bang. Er stond een vent op wacht met een geweer met een bajonet erop en handgranaten. Zo bang waren ze. Bij de voordeur was prikkeldraad gespannen. De voordeur kon al maanden niet meer gebruikt worden. ’s Nachts ging er een kruisbalk in, met trekmijnen, bij het wegschuiven ervan wordt de mijn tot ontploffing gebracht. Jan sliep er vlakbij en het gekke is dat we toch niet bang waren. We hadden de hele dag met de oorlog te maken. Op een gegeven moment kwam er een Duitse herdershond in huis, die op de gang lag. Als je naar de wc moest je ook langs de hond. Zover ging het, je had niets over je eigen huis te vertellen.
Het was voor hen wel duidelijk dat de Amerikanen, Canadezen, Engelsen en Polen oprukten. Het was een kwestie van tijd, er werd nog wel hevig gevochten maar de Duitsers konden het niet bolwerken. Op een keer midden in de nacht, stond Jan samen met zijn vader midden op straat naar de lucht te staren. De hele lucht was gevuld met allemaal vliegtuigen. Bommenwerpers met hun brommende geluid vlogen heen en weer. Honderden, allemaal richting Duitsland om te bombarderen. De moffen hadden geen benzine meer of piloten en nog maar een paar vliegtuigen om deze vliegtuigen neer te halen. De V1 van de Duitsers werden in Wassenaar afgeschoten, dat konden we zo vanuit huis zien. Soms werden ze gesaboteerd door een handje suiker in de tank. Als dat fout ging en Jan maakt hierbij de passende geluiden, dan rammelden de ramen in huis. Iedereen wist dat het eind van de oorlog nabij was, maar niemand durfde te vroeg te juichen omdat al eerder een onderduiker, de heer Romijn, was doodgeschoten op Dolle Dinsdag (5 september 1944).
Vlag en wimpel
De vraag was: “Wat wil je voor je verjaardag” Ik wil niets, zei Jan, als die rot moffen maar weggaan. Iedereen had de vlag klaar staan, maar op het schoolplein werd de munitie nog uitgedeeld en er werden zelfs nog 2 fietsen in beslag genomen. Tegen een geweer kan immers niemand niet op!
5 mei kwam de koster informeren bij zijn vader en de ‘spiess’ of er al gevlagd mocht worden. De Duitsers overlegden in het Frans, “Die käsekopf versteht das nicht.’ Mijn vader verstond het wel en vertrok geen spier, hij had immers jaren Franse les gegeven. Ze bespraken onderling hoe ze dat zouden oplossen. Hij kon het woord ‘vlag’ niet uit zijn strot krijgen. Hij zei uiteindelijk: ”Hang jij je vaantje maar uit!” De vlag lag opgerold onder bed te wachten en moest uit oma’s kamer uitgehangen worden. Toen om 9 uur bekend werd dat we mochten vlaggen was de vreugde enorm. Ik was nog nooit zo blij geweest. Ik kan ook niet begrijpen dat mensen op Bevrijdingsdag de vlag niet uithangen, ze weten de waarde van een vlag niet.
We hadden een hele grote vlag met oranje wimpel en toen die uitgehangen werd, bleef de wimpel in het prikkeldraad voor de deur en daaronder liep de schildwacht met geweer en zijn handgranaten te paraderen. Jan vertelt het alsof het gisteren was. Daarna ging de vlag bij de kerk uit en volgden er meer. Het terugkrijgen van je vrijheid in je eigen huis en land, een mooier verjaardagscadeau, heeft Jan nooit meer gekregen.
Petra Oliehoek- van Es
Foto’s: privé bezit van Jan Boogmans