Voor degene, die let op het weer en acht geeft op de natuur, is er in elk seizoen genoeg te zien, te horen én te ruiken.
Ik heb dit gedaan vanuit ons huisje en lopend met de rollator door Stompwijk (de dorpskern).
Een x aantal keren, als het weer én mijn rug dit toeliet, ben ik met de scootmobiel gaan rijden, naar Zoeterwoude of naar Leidschendam, via de polderwegen.
Gráág blik ik met u terug (in alweer mijn 3e jaaroverzicht) op 2021 en loop de 4 seizoenen al pennende langs. Zit of ligt u er klaar voor? Prima. Dan kan ik meteen starten:
In januari voorspelde het K.N.M.I. zware sneeuwval (code rood). Alle sneeuwschuivers en strooiwagens stonden klaar voor vertrek. Wat een lachertje. Er viel slechts 1 cm. Sneeuw, doch dit grote gebeuren werd wél vereeuwigd op menige foto. Enkele dagen later vernamen wij, dat elders in ons landje de asperges door het warme winterweer al boven de grond kwamen. Dit gebeurt normaliter veel later in ht jaar. De januarimaand kenmerkte zich door grauwe, grijze luchten, met slechts natte sneeuw.
En ja hoor, een ‘hoera’ waard: in februari hadden we dan eindelijk sneeuw van betekenis en werd het zomaar zowaar goed voorspeld. Er stond windkracht 7. We kregen te maken met stuifsneeuw, die overging in poedersneeuw. Door de harde en bovenal koude wind werden deze keer (helaas, helaas) de bomen en de struiken niet sneeuwwit. Het bleef er niet op liggen, het stoof er meteen weer af. Je kreeg nu wel sneeuwduinen te zien, die grillige vormen kregen en onze mooi weilanden nog mooier maakten. In februari was het geruime tijd guur weer, daarna zette de dooi snel en stevig in én door en liep de temperatuur snel op. Dit is met recht typisch Hollands weer, want in een zeer kort tijdsbestek ging de temperatuur van –6 graden naar +11 graden, een verschil van maar liefst 17 graden.
In maart kregen wij te maken met veel wind. Nou ja, wind??? Ik druk mij te mild en te zacht uit, want we hadden heuse voorjaarsstormen, oplopende windkracht tot maar liefst 10. Wie dat kon en wilde, kon wel vaak een méér dan frisse neus halen en goed uitwaaien, want er viel in maart slechts nu en dan regen, met de nadruk op wat.
April begon met zon en strakblauwe luchten en wel zo, dat de temperatuur opliep naar 18 graden. April doet wat hij wil. Wel, dat hebben we maar weer eens ervaren. Later in april kregen we hagelbuien en natte sneeuw. Overdag werd het nog maar 5 graden en in de nachten daalde de temperatuur tot –2 graden. Het werd dus nog extremer, in zeer korte tijd hadden we nu een verschil van 20 graden. De fruittelers draaiden overuren, want die moesten in de nacht hun fruitbomen vorstvrij zien te houden. Overal in de boomgaarden werden vuurkorven neergezet, om door middel van warmte de knoppen te behoeden voor nachtvorst.
Met nadruk maak ik er melding van, dat mei ons niet de o zo bekende milde meiregen schonk, integendeel, zou ik willen zeggen, beter klinkt schrijven. De gehele maand mei was het nmelijk droog weer. Het was ook een bijzonder zachte maand met gemiddeld zelfs 24 graden. Dit zelfde weertype hield lang stand, want juni was eigenlijk idem dito, dus droog en een prima temperatuur. In mijn openingszin had ik het óók specifiek over het ruiken. In mei en juni voerden twee geuren de boventoon, eigenlijk had ik moeten schrijven de bovengeur, namelijk het nèt gemaaide gras en de pas geïnjecteerde of uitgespoten mest. Wat heerlijk is het toch altijd weer opnieuw, om de geur van gemaaid gras op te snuiven in de polders. Het is dan ook geen wonder, dat er tegenwoordig zelfs parfums gemaakt worden met gemaaid gras als geur.
De rooms katholieke evangelische zanger Harry Govers zong jaren en jaren geleden al over het boerenland: “Het stonk er naar mest, maar voor ons van het eau de cologne”.
Nu mijn dochter Mirjam en ik alweer bijna 3 jaar wonen, kan ik met recht schrijven ‘vroeger’. Vroeger als wij de polder ingingen en Zoetermeer achter ons lieten en we roken de mest oftewel de gier, zeiden we altijd: “Hè, hè, we zijn weer buiten, heerlijk wéér die rust”. De geciteerde versregel haalden we altijd automatisch aan. Voor ons was én is het nog steeds als eau de cologne.
De zomers van 2019 en 2020 waren extreem warm net temperaturen van maar liefst 30, ja zelfs 40 graden. We dachten al dat deze trend zou doorzetten, maar juli én augustus waren nu juist twee koele én natte maanden. Ons landje is zo klein, dat men per auto of trein in een paar uur kan rijden, vanuit het diepe zuiden tot in het hoge noorden en toch kan waar je woont en werkt/school gaat soms een wereld van verschil zijn. In juli en augustus was dat ‘soms’ meer dan ooit aan de orde, want in het diepe zuiden kampte men met vreselijke wateroverlast, door de Maas en de Geul, die overstroomden. Wat viel dáár veel regen in een kort tijdsbestek. In het hoge noorden waren tegelijkertijd de boeren druk met het besproeien van de gewassen vanwege de aanhoudende droogte. Zo dicht bij elkaar en toch té nat of té droog. Al met al leek het geen zomer te kunnen worden en gingen juli en augustus grotendeels te koel en te nat voorbij, óók hier in en rond ons kleine, maar o zo mooie dorpje Stompwijk aan de Vaart.
September maakt weer veel goed qua weersomstandigheden, want we hadden nog hoge temperaturen, strakblauwe luchten, zon, doch bovenal rode, roze of oranje zonsondergangen, elke avond. Na alle sombere dagen, deed dit kleurenpalet een mens goed. Het was ook weer eens een hele, droge maand. Enerzijds waren de boeren nog maar weer eens aan het maaien en anderzijds begon door de droogte de bladafval eerder. Ik kon er nog diverse keren op uit met mijn blauwe ros. De scootmobiel, en mijn ogen, oren en neus hebben dan ook extra druk. Ik zag dat men hier en daar de sloten al aan het uitbaggeren was, voor het zogenoemde schouwen, kikkers lieten nog van zich horen en de geur van gras én mest kon ik nogmaals opsnuiven.
Oktober bracht ons meteen heel ander weer dat was wennen. Een harde wind, regen en hagel was nu onze dagelijkse kost en zodoende was het opnieuw grauw en grijs wat de klok sloeg. Af en toe slechts toch ineens een zonnige dag met een blauwe lucht er tussen door.
November zette het grauwe en grijze weertype voort, nu ook gepaard gaande met mist en nevel. We kregen de zon niet te zien en ook daalt gestaag de temperatuur, tot alweer in de enkele cijfers. Ik vind het dan weer spruitjestijd worden, dit zijn heuse vitamine C-bommetjes, die Mirjam en ik inmiddels 2 keer gegeten hebben.
Ik schreef al over bladafval door de droogte, jammer, het zij zo. Wij vernamen dat door de klimaatverandering het blad nu later begint met verkleuren en ook later afvalt.
Ook ons dorpje blijft zodoende langer groen qua bomen/struiken. Tegen het einde van november viel in Brabant en Gelderland de eerste sneeuw en wel 1 tot 3 centimeter. En zo ben ik weer terug, waar ik begon, namelijk bij de 1 centimeter sneeuw van de vorige winter.
Al pennende namen we zo het jaar door, van winter tot winter. O ja, nog even dit, over bomen gesproken, nou ja, geschreven….. Ik dacht aan een paar teksten, die Gods Kracht laten zien.
Zie de bijbel, Willibrord vertaling, Job 14, vers 7 tot en met 9:
“Let wel, voor een boom is er hoop,
Zelfs omgehouwen kan hij nog uitbotten,
Opnieuw in bladeren schieten.
Al worden zijn wortels oud in de grond,
Al sterft zijn stronk diep in de bodem,
Hij hoeft maar water te ruiken en hij loopt uit,
Krijgt weer twijgen als een jonge plant”.
Moge u die Kracht van God ontvangen en ervaren in 2022, ondanks alles en dwars door alles heen, is mijn wens voor u.
Ontvang een hartelijke groet van uw dorpsgenoot, Gijs Velthysen
Alle goeds gewenst voor 2022 (ook namens mijn dochter Mirjam uiteraard)
Uw natuur en ‘weerreporter’ Gijs Velthuysen