Foto uit 1979 van Wim Bouwens uit het gemeente archief
Het was dus 1968 en ik was 12 jaar en zat zeer waarschijnlijk in het laatste jaar van de basisschool. Het jaar ervoor zijn de jongens en meisjesschool samen gegaan en werd er gemengd les gegeven. Ik zat in de 6e klas bij meester Wendel, voor de andere 6e klas stond meester Van der Put. Destijds al een vooruitstrevend man, omdat hij seksuele voorlichting gaf op school en dat is toch altijd een lastige klus, zeker in de nog niet zo lang gemengde klassen. We barstten van nieuwsgierigheid en zaten met rode oortjes te luisteren. Hij wist dit allemaal op een zeer natuurlijke wijze te brengen. Het waren de roerige jaren 60, maar als je daar middenin zit, merk je hier niets van.
Van der Put was een muzikale en vrolijke Brabantse noot. Hij had zelfs een piano in huis waar ik “Boer er ligt een kip in ’t water op kon spelen’. Hij was dus een van de grondleggers en oprichters van de Jongerenmis. Ik heb mij, met vele klasgenoten, aangemeld en het was een zeer vooruitstrevend repertoire dat we zongen. Ik herinner mij Engelstalige bekende liedjes zoals het legendarische “Blowing in the wind”. Dit nummer zorgde voor een gevoel alsof de kerkdeuren wijd open gingen en er een frisse wind door de kerk waaide en lagen oud stof met zich mee nam.
Voor alle duidelijkheid: ik dateer nog uit de tijd dat het dagelijks kerkbezoek aangetekend werd op mijn rapport. Pas na de mis mocht je eten omdat ‘het lichaam van Christus’ alleen op je nuchtere maag ontvangen mocht worden. De pastoor stond met zijn rug naar je toe en deed de dienst in een voor mij onbegrijpelijke taal, namelijk Latijn. Na het concilie mocht de dienst ook in het Nederlands gehouden worden. En dan nog een ommezwaai, de verbouwing van de kerk. En nieuw extra altaar en pas nu keek de pastoor iedereen aan. Het verdwijnen van de communiebank waarop je knielend op het rode pluche met je handen gevouwen onder een prachtig kanten kleedje en je ogen devoot gesloten. Tot zover gaat het nog maar dan, als je toch even stiekem keek: zag je iedereen zijn tong uitsteken om de hostie te ontvangen.
Lange lappen en soms aangeslagen tongen of een heel klein bescheiden stukje tong. Met je handen aanraken mocht toen nog niet. Toen dit uiteindelijk wel mocht heeft het nog jaren geduurd voordat dit door iedereen geaccepteerd werd.
Liedjes werden vertaald en de schwung die er aan gegeven werd zorgde voor de bijnaam beatmis. We zongen onder begeleiding. En nu eens geen zwaar kerkorgel maar een swingend combo met drums, gitaren en piano met jonge muzikanten. Dat is nog eens lekker zingen.
Om de vooruitgang nog meer vaart te geven mocht ik samen met mijn beste vriendin, Mary Janson misdienaar zijn. Ik geloof zelfs dat we misdienettes genoemd werden of gaan nu mijn herinneringen met mij op de loop. Nou dat je dit als meisje mocht, dat was écht baanbrekend! Onze topdag was dat we samen in dezelfde rode jurk (Trivera 2000) met kopmouwtjes en witte grove stiksels onze taak verrichtten. De jurken zijn vakkundig genaaid door Mary’s moeder en waren gemaakt voor de bruiloft van mijn zusje Dineke. Ook mochten we met de collectebak rond.
Het koor had toen en nu nog aantrekkingskracht op het aantal kerkgangers. Na afloop werd er zelfs geapplaudisseerd en dat was echt ongebruikelijk in de kerk.
Ik denk dat ik een jaar of wat heb meegezongen totdat het niet meer cool was om in een kerkkoor te zingen. Ik weet nog dat ik het als provinciaaltje in de ‘stad’ Zoetermeer bijna niet durfde te zeggen dat ik zong bij een kerkkoor. Wat hier heel gewoon was, werd daar toch anders bekeken, althans zo voelde ik dat en als puber was ik daar gevoelig voor!
Wat blijft zijn de mooie herinneringen die vanuit mijn geheugen boven kwamen borrelen en toch prachtig dat ik aan de wieg van het koor heb gestaan en dat het koor 50 jaar later nog bestaat. Mijn felicitaties!
Petra Oliehoek- van Es (Eerder geplaatst in jubileumboekje EMS)