40 jarige lerarenjubileum

Kees Havik, directeur van de Maerten van de Veldeschool in Stompwijk vierde onlangs zijn 40 jarige lerarenjubileum. Een unieke gebeurtenis die desondanks in alle rust werd gevierd. Laat de fanfare maar thuis. ‘Je leert voor jezelf en niet voor de meester’.

En, hoe was het feest?
Het was een ingehouden feest. Geen deftige bijeenkomst in de Bles of bezoek van ouders. Het team wist dat ik dat niet wilde. Zoals ze het nu hadden georganiseerd, heb ik erg gewaardeerd. Ik vond het leuk om het met de kinderen te vieren. Dat is precies zoals ik het het fijnste vind.

40 Jaar in het vak, dat halen veel leerkrachten niet. Hoe komt dat denkt u?
Deze school in Stompwijk is een gemiddelde school met gemiddelde problemen. Zodra kinderen thuis akelige dingen meemaken, echtscheidingen, drank, ouders met te hoge verwachtingen, kortom alles wat een aanslag doet op de emoties van kinderen heeft effect op hun welzijn. Dat brengen ze mee naar school en daar kunnen leraren niet aan voorbijgaan. Dat willen ze ook niet. Ik denk dat leraren in de grote stad geconfronteerd worden met extra werkdruk. Alleen al het feit dat ze veel met allochtone kinderen werken, maakt het vak zwaarder. Dan zie je dat leerkrachten opgebrand raken en afhaken. Dat speelt hier niet. Of in ieder geval veel minder.

Schudt u wel eens het hoofd zo van ‘o o die jeugd van tegenwoordig?
Nee, nooit. Kinderen zijn in wezen altijd hetzelfde gebleven. Ja, de kinderen van nu zijn vrijer dan die van vroeger. Maar dat is op zichzelf een goede ontwikkeling. Ouders trouwens ook. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat thuis en school strikt gescheiden waren. Moeders brachten hun kinderen tot aan de schooldeur en kwamen ééns per jaar op de ouderavond en dat was het dan. Nu stappen ouders heel vanzelfsprekend de school binnen. Een poosje geleden was er bij sommige ouders twijfel over hoe het er op onze school aan toe ging. Toen hebben we gezegd ‘kom maar kijken. Ga maar achterin de klas zitten en zie voor jezelf en maak dan je oordeel op.’ Dat heeft heel goed gewerkt. Thuis en school moeten aanvullend op elkaar zijn. Je moet als school nooit de taak van de ouders over willen nemen. Wij zijn in die zin geen opvoeders.
Maar je moet wel elkaars vertrouwen hebben anders kom je nergens.

Bevalt het, directeur zijn?
Meestal wel. Er is in wezen niet zoveel verschil tussen leraar zijn en directeur zijn. In het eerste geval ben je bezig kinderen te motiveren, in het tweede geval een team. Ik ben wel een teamspeler. Het is voor mij heel belangrijk dat onze leraren eensgezind optrekken. Zonder hun inzet ben je als directeur machteloos. Ieder van ons heeft hart voor de zaak en een visie op de school. De kunst is die tot een gezamenlijke visie om te smelten die je neerlegt in het schoolplan. Dat is je leidraad door de jaren heen. Af en toe ga ik als toehoorder in de klas zitten, dat doe ik met enige regelmaat bij alle leerkrachten, en zo kom ik aan de weet of we nog met zijn allen op één lijn zitten.
Ik ben nu 12 jaar directeur. Je hebt als directeur met veel partijen te maken. Je zit als het ware op het kruispunt waar alle lijntjes samenkomen; je bent aanspreekpunt voor het lerarenteam, de ouders, het schoolbestuur, de oudervereniging, en natuurlijk de overheid.

Heeft u er last van, van de moderne overheid?
Als je overheid zegt, zeg je maatregelen. De plannen die je als schooldirecteur geacht wordt te maken! Een legionellaplan, een arboplan, een schoolplan, een ontruimingsplan, het meerjarenonderhoudsplan, een GOA-plan, een formatieplan, een personeelsbeleidsplan, een ICT-plan. Je kan het zo gek niet verzinnen of er moet wel een plan voor geschreven worden. Op zich is het best nuttig maar het is wel veel werk.

Een ICT-plan?
Jazeker, we hebben een netwerk! De gemeente Leidschendam onderkende al in een vroeg stadium het belang van computers voor scholen. Wij hadden zelf al een aantal computers aangeschaft met veel verschillende programma’s. Het beheer daarvan was heel tijdrovend, vooral bij de overgang naar het nieuwe schooljaar. Voor veel programma’s moesten de namen van de leerlingen weer worden ingevoerd. En om de zoveel tijd was er wel iets mis. Een netwerk, dat zou wat zijn! Maar de aanleg daarvan en de nodige apparatuur was te kostbaar. Toen heeft de gemeente het voortouw genomen. Je mag ze op dit onderwerp gerust progressief noemen. (Ik ken genoeg voorbeelden van gemeenten waar ze de scholen maar wat hebben laten aanmodderen.) Leidschendam trok 1,3 miljoen gulden uit voor de aanleg van een netwerk op alle scholen. Dat was een royaal gebaar. Maar je moest natuurlijk wel weer een plan schrijven! En de school moest beveiligd worden, dat was een strikte voorwaarde. En terecht. Nu beschikken we over een prachtig netwerk en voor het onderhoud en de programmering hebben we een professionele netwerkbeheerder. Een ICT-man en een ICT-plan.
Wat maakt een school tot een goede school?
Een school moet een veilige plaats zijn voor álle kinderen, ongeacht hun sociale achtergrond of religie. Wij hebben hier als schoolteam samen een visie op onderwijs ontwikkeld. We hebben geprobeerd antwoorden te formuleren op vragen als: wat is dit voor een school en waar willen we met onze school naar toe. Nogmaals, een school moet een veilige plaats zijn. Kinderen moeten zich kunnen ontwikkelen en als je voor de klas staat, moet je – rekening houdend met de groep – uitgaan van het kind. Een kind moet zich geaccepteerd weten, en moet zich gerespecteerd voelen om zijn eigen persoonlijkheid. Wij proberen de kinderen zelfstandigheid bij te brengen: ‘je leert voor jezelf en niet voor de meester’. Wat onze school de kinderen wil bieden, zijn optimale omstandigheden om iets op te steken. Welzijn is ook een belangrijke factor en de aandacht daarvoor is in de jaren dat ik in het onderwijs zit enorm toegenomen. Dat is een heel goede ontwikkeling. Zoals dat vroeger ging, dat je in de bank ging zitten en domweg uit je hoofd leerde wat de meester of de juf je opdroeg en verder niks, dat is gelukkig verleden tijd. Wij zijn veel meer benaderbaar dan de leerkrachten van vroeger en zo hoort het ook.

De directeur is nog steeds in hart en nieren leraar, hoor ik dat goed?
Ja, een beetje wel. Vroeger wilde ik graag gymleraar worden. Ik ben sportief aangelegd, fiets iedere morgen van Leidschendam naar Stompwijk. Maar gedurende mijn opleiding op wat toen nog de kweekschool heette, merkte ik dat ik uitleggen leuk vond. Kinderen stap voor stap meenemen, zodat ze iets leren en zich ontwikkelen, het is geweldig om daaraan bij te dragen. Tja, wat maakt een mens tot een goede leerkracht… Ik denk dat je je vooral moet kunnen verplaatsen in een ander, dat je kritisch moet zijn over jezelf en je pedagogische handelen. Je moet je regelmatig afvragen ‘zit ik nog wel op het goede spoor’.

Juist op het moment van afscheid nemen, komen er vier kindertjes de lerarenkamer binnen. Ze bieden meester Kees een boekje aan met een strik erdoor vanwege zijn jubileum. Allemaal tekeningen van groep drie. Meneer Havik neemt de tijd en bladert al pratend door het boekje. Zo kom ik via de kindertjes op de valreep te weten dat hij ballon heeft gevaren, van schaatsenrijden houdt en van Italië. Hij heeft voor ieder kind een woordje apart. Hun snoetjes lichten op. Zo werkt dat bij meester Kees.

Thea Ambagtsheer