Het was stil in Stompwijk, de afgelopen weken. Vakantie hè, dan krijg je dat; dan krijgt iedereen reislustige kriebels. Toch bleef een aantal mensen ter plekke, waaronder Kees en ik. Een actueel verslag van een verre reis heb ik dan ook niet direct voorhanden, maar ik heb er nog wel eentje van een paar jaar geleden. Het speelde in het eerste jaar dat mijn oudste dochter in Japan woonde en mijn jongste dochter zich verder verliefde in mijn huidige schoonzoon. Toen waren Kees en ik op vakantie op de aller állermooiste plek van de Pyreneeën. Ik heb er nog wel eens heimwee naar. Via Internet had ik bij een zekere Raymond een caravannetje gehuurd omdat die van onszelf het jaar daarvoor total loss was geraakt.
Een rustige reis
Na wat mailtjes over en weer bevestigde Raymond de reservering; hij seinde ‘i have small caravan for you is big enough. bring pots and pans and wire, lots of wire.’ Als altijd sloot hij zijn reactie af met een persoonlijke mededeling in de trant van ‘i am ok’. ‘Een man die niet over details valt’ zei ik tegen Kees ‘hij maalt niet om hoofdletters’. We pakten dus pots and pans in en lots of wire en ook nog een partytent want ‘its no auvant (voortent) but you are under shadow and i put tabel outside’.
Heerlijk, zo’n reis zonder caravan. We waren een beetje vergeten hoe luchtig dat rijdt en onderweg zaten we te fantaseren over waar we terecht zouden komen. We bereidden ons erop voor dat het wel eens een tikkeltje tegen kon vallen; vast geen luxe maar wat kon ons dat schelen. Als de zon maar scheen was het ons allang best.
Een adembenemende plek
We arriveerden op de afgesproken dag bij Raymond op la Bernadole en ik zal geen poging ondernemen het terrein en het uitzicht onder woorden te brengen. Dat gaat niet lukken. Laat ik volstaan met te zeggen dat ik sprakeloos stond. Een uitzicht zo wijds was ons nog maar zelden voorgeschoteld. Eeuwige sneeuw in de verte markeerde de Spaanse grens en in de diepte onder het terras lag een geheel van toeristen verstoken kampeerterrein. De stilte was overweldigend vooral voor een randstedeling. We maakten kennis met Raymond en ook hij was adembenemend. Waar ik nou ook op gerekend had niet op deze kleine, tanige man in roze t shirt en vage bermuda. Halflang haar, halflange baard en rustige oogopslag. We gaven handen. ‘So you come?’ waren de eerste woorden die hij tot ons sprak. ‘Gelukkig wel’ zei ik met een gebaar naar de omgeving ‘maar huh, had u ons niet verwacht dan?’ Nou nee, dat had hij niet. ‘Ah, wel, wat maakt het uit’ zei hij ‘ik vergeet wel eens meer wat’. Hier werd meteen bevestigd: Geen man die over details valt.
Een groene caravan
Na wat prettige beleefdheden, wees Raymond bergafwaarts naar waar onze caravan stond en ik zag iets fel groens aan de bosrand. Er was alleen een klein probleempje, zei hij, de caravan moest nog worden schoongemaakt. Oh, en nog iets anders: van de week was opeens de verlichting kapot dus of we er bezwaar tegen hadden een schemerlampje uit het huis mee te nemen. Dat hadden we niet en toen we gedrieën de berg af liepen, droeg ik een rafelig lichtblauw lampje onder mijn arm. De caravan was verbijsterend. Hoogbejaard en gifgroen met een varia aan gordijnen in diverse kleuren en van verschillende jaargangen. De raampjes hingen op half zeven, de deur kon niet echt dicht en het opstapje bestond uit gestapelde betonblokken. Later schreef ik aan mijn dochters ‘En denk daar dan een partytent naast. Wij zitten er bij als een aan lager wal geraakte zigeunerfamilie’. Het kon ons niets schelen, de zon scheen en we hadden een dak boven ons hoofd. Raymond zond ons een mevrouw met een soplap, en ach, dat ene mierennest in de kast hebben we zelf even weggehaald. Geen probleem. Wat zaten we daar prachtig! 17 Hectare en geen toerist te bekennen; alleen maar wij, onze hond, drie ezels, wat steekvliegen en ontelbaar veel vogels.. Schitterend. We pakten onze boeken uit, gingen bij Raymond om raad voor wandeltochten en feliciteerden onszelf met dit lot uit de loterij. De dagen gleden ontspannend voorbij.
Een rustige middag
We bezochten de markt in Saint Girons en alweer, geen toerist te bekennen, althans niet voor zover wij het merkten. Daar liepen we onder de platanen op zo’n ouderwetse markt waar mensen naar toegaan om elkaar te ontmoeten en waar boeren uit de omgeving hun kazen, tomaten en preien uitstallen. We gingen naar Seix, zo’n dorpje uit een plaatjesboek. Er was een piepkleine WO waar briefjes aan de muur waren geprikt met berichten over huizen die te huur stonden. Er was een bakker, een slager en een café, een kleine halle naast het riviertje, een brievenbus aan de muur van de kerk. Een beeld van Maria naast de brandslang. We leunden over de railing van de brug, kochten stevig Pyrenees brood en treuzelden achter onze bestelling op het terras. Het was geweldig. We namen nog een slokje en verheugden ons op een rustige middag met een boek en een glas. De rustige middag met het boek en het glas is er niet direct van gekomen. Ik ontdekte die middag bij toeval nóg een mierennest en niet zo’n kleintje ook in de ongebruikte bergruimte onder het bed. Achteraf beschouwd ware het wijzer geweest als wij de caravan bij aankomst aan een wat grondiger inspectie hadden onderworpen. Hoewel, dat had ons de volgende voorstelling ontnomen.
Twee Fransmannen
Nadat Kees het bestaan van het mierennest bij Raymond had gemeld, kwam onze patron na een klein uurtje in zijn witte autotje naar onze plek gereden. Hij bracht zijn manusje van alles mee, Giles. Gewapend met niets kwamen ze een wespennest verwijderen. Huh, een wespennest? ‘Nee, een mierennest’ zei ik, ‘en het bevindt zich onder het bed’. Lichte teleurstelling bij de heren maar vooruit, laat maar eens zien. Dus wij bed omhoog, deksel omhoog en oei, spraken de Franse heren, dát is een groot mierennest! Het moest onverwijld bestreden worden, geen twijfel aan. Giles kreeg een voor ons onverstaanbare opdracht om boven iets te gaan halen en de patron roerde onderzoekend met een veger in het nest. Dat had’ie beter kunnen laten; het mierenwereldje kwam door die ordeverstoring voluit tot leven en binnen een fractie van een seconde krioelden de bewoners alle kanten uit. Ik drukte Raymond razendsnel een spuitbus tegen kruipend ongedierte in de hand en nam samen met Kees een sprong naar buiten want dat spul is tuig en slaat direct op je luchtwegen.
Een roze broek en een geruite theedoek
Raymond spoot als een waanzinnige, dat konden wij duidelijk horen. In minder dan geen tijd rolde Giles heftig hoestend de caravan uit, luttele seconden later gevolgd door de baas himself. Ik dacht dat ze erin zouden blijven! Raymond vroeg met uitpuilende ogen van de benauwdheid om een lap om voor zijn neus te binden. Hij reikte naar onze blauw geruite theedoek. Met trillende handen bond hij hem voor zijn gezicht en ik kon vaststellen: een theedoek doet iets met een mens. Met name met Raymond in zijn roze outfit. Hij hing het boeddhisme aan en had nog altijd heimwee naar India waar hij acht jaar heeft gewoond. Dat sprak duidelijk uit zijn kleding en zijn haardracht. Stel je hem dan voor in die verwassen roze bermuda, wild hoestend vanachter een diagonaal gevouwen Hollandse theedoek, met een spuitbus mierendood in zijn hand en je begrijpt dat ik begon te bezwijken. ‘Voulez vous un eh knijper?’ bood ik nog aan toen de knoop uit zijn theedoek gleed, maar dat wilde hij niet. Hij dook onverschrokken de caravan weer in om de bus tot op de laatste druppel uit te wringen. Even later klonk er een onvervalst ‘Merde!’. Wat bleek: onder het zeil van de bergruimte was nog meer mierennest. Véél meer. Het was een soort mierenparijs.
Een wit autootje
Ik moet eerlijk bekennen dat de beleefdheid mij verliet: ik zakte gierend in elkaar. Het eerstvolgende dat ik waarnam, was dat er een roze schim voorbijvloog waar een theedoek achteraan dwarrelde. De schim sprong in een wit autootje en draaide wild het pad op. Het autootje schampte de berg en een hing een seconde gevaarlijk op drie wielen. Toen verdween het naar boven. Kees en ik veegden de tranen uit onze ogen en ondernamen een wilde poging onszelf weer onder controle te krijgen. Daar kregen wij maar kort de tijd voor want het duurde niet lang of het witte autootje kwam de berg weer af gescheurd en spuugde Raymond uit. Hij sleurde een uiterst keurige stofzuiger achter zich aan en zonder naar ons om te zien verdween hij aldus bewapend in de caravan.
Een wilde reiniging
Ik zei nog tegen Kees ‘hij mag wel voorzichtig wezen anders zuigt’ie de caravan kapot’. Ik had de punt nog niet achter mijn zin gezet of er begonnen planken uit de bodem te vallen. Hele stukken caravan. Plof, plof plof, het ene stuk na het andere. Er kleefden resten mierennest aan en honderden eitjes. Giles kwam naar buiten en wij wezen hem tegelijk op deze nieuwe catastrofe. Ik vermoed dat Giles zoiets zei als ‘hemeltjelief’ terwijl hij door zijn hurken zakte om vanuit die positie de situatie aangaande de instortende bodem in ogenschouw te nemen. Vervolgens bracht hij het nieuws aan zijn baas. Die ging echter onverdroten voort met zuigen waarop Giles begon stukken caravan weg te graaien en een eindje verder over het hek het bos in te gooien. Hij rende af en aan en wij hingen amechtig in onze stoelen.
Een omelet mierenei
Na verloop van tijd kwam er een einde aan deze wilde reiniging. Raymond de zachtmoedige vegetariër had onze inwoners naar de eeuwige jachtvelden geholpen. Kees verklaarde het gat in de bodem tot airconditioning en Raymond zei dat hij conform de prijs zou verhogen. Morgen, beloofde hij, zou hij ons een omelet miereneitjes voorzetten. Verder zou hij een poedertje brengen waar mieren niet van terughebben. Het is bij toezeggingen gebleven. Wél heeft Raymond de andere dag een plank over het gat getimmerd. Weliswaar was de plank een slag te klein maar daar zijn wij niet over gevallen. Ik bedoel, dat doe je niet na zo’n weergaloze voorstelling, toch?
Een paradijs
De vakantie kon niet meer stuk. We onderhielden dagelijks verkwikkende contacten met Raymond. ‘s Middags een glas wijn op zijn terras en, als wij daarom hadden gevraagd, floot hij ons ‘s avonds naar boven voor een zelfbereide maaltijd. We brachten menig genoeglijke avond met elkaar door. Zo kabbelde onze vakantie van de ene dag in de andere. Prachtig, la Bernadole, een oase voor rustzoekers, een paradijs voor wandelaars, en een vreugde voor de ouderwetse kampeerder die over zijn eigen middelen beschikt.
Thea Ambagtsheer