EEN GESCHENK UIT DE HEMEL

Volgens de KRO gelooft ruim de helft van de Nederlanders in wonderen. Daar hebben ze een serie televisieprogramma’s over gemaakt. Ik twijfel aan die helft; volgens mij zijn het er véél meer. Niet dat ik dat kan hardmaken hoor; het is maar een gevoel. Laat ik een voorbeeld geven. Iedere geboorte van een baby is voor vrijwel iedereen een wonder van de hoogste orde. Ik ken geen enkele moeder of vader die daar anders over denkt. En dat heb je het over zowat alle volwassenen van Nederland. Daar staat tegenover dat ik een collega heb die bepaald niet van kinderen houdt. Wel, hij zal ze niet schoppen of zo, maar hij houdt meer van zijn konijn. Stel nou dat dat beestje het leven schonk aan konijnenbabies dan zou mijn collega die stuk voor stuk als wondertjes beschouwen.Waar ik maar mee zeggen wil, het ligt er gewoon aan hoe je een wonder definieert en hoe je tegen het leven aankijkt. Soms zitten de wonderen gewoon in het leven van alledag verborgen en is het slechts een kwestie van opletten om ze te herkennen.
Wonderen zijn er in soorten en maten. Neem nou wenende Mariabeelden; er zijn mensen die er voor in de bus stappen om zich persoonlijk van het verschijnsel op de hoogte te gaan stellen. Maar ondergetekende krijgt er geen mooie gedachten van. Dat ligt anders in bijvoorbeeld het geval van klimaatschommelingen. Weet u nog, die koele donderdag van vorige week midden in de hittegolf?! Was die niet heerlijk? En was het de dagen daarvóór niet slopend? Tergend vermoeiend? Gingen wij er niet allemaal van naar de Noordpool verlangen? Ja dus!
Maar wat wil het geval? Net toen ik dacht dat ik een volgende hete dag niet meer aan zou kunnen zonder dat ik blijvende emotionele schade zou oplopen en in een inrichting zou moeten worden opgenomen, zond de natuur ons een wolkendek: op woensdagavond rond tienen daalde er mist over de kerktoren en vervolgens werd heel Stompwijk in verkoelende nevelen gehuld. Van hoger hand werd bepaald dat we er de gehele volgende dag ook nog van mochten genieten. Een geschenk uit de hemel. Wij veerden er toch allemaal van op, nietwaar. Wij omarmden – al dan niet in gedachten onze beminden en zeiden oh, wat is het heerlijk vandaag. (Nou ja, dat hadden we kúnnen doen.) Werkelijk een wonder.
Kent u J.C. Bloem? Hij dichtte:
‘Het leven houdt zijn wonderen verborgen/ Tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat./ Dit heb ik bij mijzelve overdacht,/ Verregend, op een miezerige morgen,/ Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.’
Terwijl de rest van Nederland zuchtte onder tropische temperaturen en de meteorologen met het zweet op de kop zaten te hopen op een hittegolfrecord dat alle voorgaande zou verbrijzelen, gooide ik alle ramen open en was domweg gelukkig in Stompwijk. Zo simpel kan het zijn.

Thea Ambagtsheer