Kerstmis 1949

De week voor kerst is voor ons niet de leukste week. Een van onze vrienden is in november met tyfus naar het hospitaal in Batavia gebracht. Deze week kregen we bericht dat hij was overleden. Dat maakt toch wel even indruk op je. Bovendien weten we dat op 29 december de souvereiniteit aan de Republiek Indonesië zal worden overgedragen. Dan wordt de Nederlandse driekleur gestreken en de rood witte vlag van de republiek gehesen. Het is gedaan voor ons en alle dagenlange patrouilles, alle angst, alle offers, alle sobats die gesneuveld zijn, bijna 6000, het is allemaal voor niets geweest.

De stemming is dus erg bedrukt en we hebben eigenlijk helemaal geen zin om nog iets aan kerstviering te doen. Ook de stemming in de stad is aan het veranderen. Twee jaar lang was het eigenlijk allemaal heel gemoedelijk, maar nu wordt de stemming anders. De oudere mensen blijven vriendelijk voor ons. Die hebben weinig vertrouwen in de nieuwe machthebbers. Het zijn vooral de jongeren die zich beginnen te roeren. Het wordt ook aangeraden om niet meer alleen de straat op te gaan. Voortaan gaan we dus minstens met z`n tweeën en zelfs dan voelen we ons soms niet echt behaaglijk.

Als we op straat lopen, komen we vaak groepen jongeren tegen die hard “Merdeka” (vrijheid) roepen, met de rechterhand omhoog en de vuist gebald. Het wordt hoog tijd dat we naar huis gaan, maar wanneer zal dat zijn? De wildste geruchten doen de ronde, maar officieel is er nog totaal niets bekend. Vast staat wel dat we na 29 december niets meer te vertellen hebben. TNI militairen gaan de dienst uitmaken en onze dokters, verpleegsters, verplegers en al het andere personeel moet als leraar optreden voor de vroegere tegenstanders en er wordt van ons verwacht dat wij spontaan met hen gan samenwerken. Geen wonder dus dat wij ons niet zo prettig voelen en niet zoveel zin hebben in Kerstmis vieren.

Toch zal er in de grote kantine in de stad weer een nachtmis zijn en daar gaan velen van ons heen. Vooral bidden dat we gauw naar huis kunnen. De koks zullen ook hun beste beentje voorzetten en zullen met het weinige wat ze hebben, toch proberen om ons een lekker kerstmaal voor te zetten.

In “Hospitaalstemmen”, het krantje van het “Benteng” hospitaal heeft het menu al gestaan en het ziet er best lekker uit. Verleden jaar hebben we nog kerstversiering aangebracht in onze kamer, maar daar hebben we dit jaar echt geen zin in.

Zo wordt het 24 december 11 uur ‘s avonds en de kantine zit weer tjokvol voor de nachtmis. Tijdens de preek gaat de aalmoezenier even in op de grote veranderingen en vraagt ons het hoofd koel te houden en geen domme dingen te doen. “Het zal onze laatste kerst in de tropen zijn” zegt hij, en hij wenst ons het allerbeste als wij weer in Holland zullen zijn. Na de nachtmis gaan we allemaal terug en op de kamer praten wij nog even na over de preek.

Benteng” hospitaal

Enkelen van ons gaan slapen, sommige verplegers gaan de nachtdienst in en sommigen van ons moeten wachtlopen, want voorlopig is alles nog zoals het was en gaan de diensten gewoon door. Dan is het 25 december, eerste kerstdag. De dag verloopt rustig, zoals elke zondag en ‘s avonds om half zes is er voor ons het “Kerstdiner”. Half Hollands, half Indonesisch. De koks hebben echt hun best gedaan en het smaakt allemaal heerlijk. De stemming wordt er zowaar wat beter op.

Om acht uur ‘s avonds is er in de grote kantine een opvoering van het kerstspel

“Waar de Ster bleef stille staan” van de Belgische schrijver Felix Timmermans. Het stuk wordt goed gespeeld en het publiek geniet er echt van. We kunnen zeggen: “Ondanks alle onzekerheden over wat er gaat gebeuren na 29 december is het toch nog wel een fijne kerst geweest”. En kerstmis 1950 vieren we THUIS.

Naschrift

Het duurde nog ruim vier maanden voor wij naar huis gingen en eerlijk is eerlijk, het samenwerken met onze tegenstanders viel ons erg mee. Zowel officieren als soldaten waren erg vriendelijk en het leek wel of ze zich een beetje schaamden voor het feit dat zij nu de baas waren. Eind april 1950 zijn we uit Palembang vertrokken. We waren natuurlijk heel blij dat we eindelijk naar huis konden, maar er was toch ook wel een beetje weemoed. Indonesië is een prachtig land en het zag er toen naar uit dat wij het nooit meer zouden terugzien. De thuiskomst was natuurlijk heel fijn, maar we moesten wel heel erg wennen aan het leven thuis. We vonden alles een beetje klein en bekrompen, we konden onze verhalen niet kwijt, we zaten gelijk al in het “verdomhoekje” (nog steeds trouwen) én we misten onze kameraden waar we bijna drie jaar met opgetrokken waren. Maar ja, alles went weer op den duur en we hebben allemaal onze draai weer gevonden. Maar ik ben nog steeds blij dat ik die tijd in Indië heb meegemaakt. Het heeft toch een bepaalde invloed op mijn leven gehad. “Indië” is nog altijd in mijn gedachten en als je even praat met Stompwijkers die daar ook geweest zijn, komt altijd het gesprek weer op Indië uit. Bij hen is dat dus waarschijnlijk ook zo.

 

Jan van Rijn